Een oceaan van stilstaande harten
Columns over begraafplaatsen worden niet alleen in dit vakblad geschreven. In mijn eerste column van het nieuwe jaar laat ik drie andere columnisten aan het woord die elders schreven over uw begraafplaatsen.
Dichter Ingmar Heytze bezocht afgelopen herfst de 'prachtige, monumentale begraafplaats' waarvan hij 'op een steenworp afstand'woont. Hij woont in Utrecht, dus dat kan niet anders dan Soestbergen zijn. In AD schrijft hij: De begraafplaats is gelukkig niet al te aangeharkt. Je krijgt het gevoel dat de tuin langzaam aan het winnen is van de tuinman. Dat soort plantsoenen vind ik prettig.
De gemeente Utrecht denkt daar echter anders over, ontdekt Heytze. Een bord voor het hek van de begraafplaats vermeldt: 'Samen houden we het binnen de perken'. Daarbij een foto van een graf dat overlangs in tweeën is gesneden. Met links, zo beschrijft Heytze, voorbeelden van de verfoeilijke verrommeling van laatste rustplaatsen, zoals beplanting en spullen achter de graven, beplanting buiten de grafmaat en grafomranding zonder fundering. En rechts staat hoe het wel moet.
Heytze: Wat een oud kerkhof zo mooi en geruststellend maakt is het inzicht dat alles wat iedereen had en was, postuum vermengd raakt met de wereld. Alles zakt scheef, helt over, brokkelt af, wordt weer in bezit genomen door de natuur – een trage, stille, eeuwige macht, die het laatste woord zal hebben als de ambtenarij is uitgestorven.
De poster besloot met de mededeling: 'u wilt toch ook dat alles er netjes bij ligt?'
Nee, verdomme, nee!
Eind december wijdde de schrijver James Worthy zijn column in Het Parool aan een mannelijk hoofdpersoon met een grote liefde voor begraafplaatsen. De column begint zo: Als kleine jongen liep hij al graag over begraafplaatsen. Zijn moeder vond dit behoorlijk verontrustend. Op een kerkhof kom je niet voor je plezier, zei ze, maar hij vond het gewoon aangenaam om in een oceaan van stilstaande harten te dobberen.
[...]
“Lieve jongen, de dood is geen pretpark. Blijf alsjeblieft thuis vandaag,” smeekte ze.
“Maar mamma, het kerkhof is een prachtige plek. Het is een soort bibliotheek: het is er stil en er liggen overal verhalen.”
De rest van de column vertelt over de vrouw van de hoofdpersoon die hij op een begraafplaats heeft ontmoet – Ze had ook van die mooie kerkhofogen – en zijn dochter die 'ook een kerkhofwandelaar' is. Ze loopt er het liefst als het regent. Dan is het er uitgestorven. De Nederlander is een mooiweerrouwer. Zij houdt juist van de regen en de modder, want dan heeft ze het gevoel dat de doden aan haar schoenen blijven plakken, langzaam omhoog kruipen en zich dan als teken in haar vastbijten.
Lees de hele column (of mini-roman) op de site van Het Parool (21 december 2016).
Tot slot Theodor Holman, die in zijn column van 17 december 2016, ook in Het Parool, over de begrafenis van Peter van Straaten schrijft: Tijdens de begrafenis van Peter van Straaten, op de Nieuwe Ooster, hadden we allemaal hetzelfde gevoel: we zitten in een van zijn tekeningen.
Het was alsof de mensen die hij al die jaren had getekend tot leven waren gekomen, en elke zin die je om je heen hoorde, was een Van Straatenzin. Een oudere vrouw tegen haar man: “Hè, doe niet zo flauw, vertel nou waar mamma ligt.” Een ouder echtpaar tegen een ander ouder echtpaar: “We waren laatst weer eens op De Kring. We waren nde jongsten.” En natuurlijk de hele oude man tegen zijn oude vriend, wijzend op een leeg graf: "Als je wilt blijven, begrijp ik dat best."
Drie columns waaruit een liefde voor begraafplaatsen spreekt. Om uiteenlopende redenen: omdat ze zo mooi verwaarloosd kunnen raken, omdat elke begraafplaats een oceaan van stilstaande harten is of omdat een begraafplaats met bezoekers al snel op een Peter van Straaten-tekening lijkt.
Misschien moet u uw volgende brochure of websitetekst over uw begraafplaats door een dichter of columnist laten schrijven.
Verschenen in De Begraafplaats nr. 1, februari 2017.