Bottenkunstenaar

 

Kutná-Hora (Kuttenberg in het Duits) is een monumentale stad in Tsjechië, in Midden-Bohemen. Het was ooit, samen met Jihlava, dé zilverleverancier van Europa. Het historische centrum met de meer dan driehonderd monumentale panden staat sinds 1995 op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO.

 

Een van de merkwaardigste bezienswaardigheden van de stad is te vinden in de buitenwijk Sedlec, ooit een zelfstandige nederzetting rond een groot klooster. In de 13e eeuw bracht de abt van het klooster een zakje aarde mee uit Jeruzalem en strooide dit uit op het kloosterkerkhof. Deze bijzondere aarde maakte een begraafplek in vroeger tijden tot een favoriete laatste rustplaats. Duizenden mensen lieten zich in de loop der eeuwen in deze heilige grond begraven. In de 14e eeuw, toen de pest in Europa - en ook hier - veel slachtoffers maakte, was de grond snel verzadigd met lichamen. Besloten werd in de kelder van de Kapel van de Allerheilige een ossuarium in te richten, waarin de botten van geruimde graven werden opgestapeld, zodat er weer begraafplek was voor anderen.

 

In 1870 kreeg de Tsjechische houtsnijbewerker František Rint, die in dienst was van de familie Schwarzenberg, de opdracht de knekels op een aantrekkelijker manier ten toon te stellen. Hij toverde de kapel om in een misschien wat macaber, maar desondanks prachtig kunstwerk. De ruimte is geheel gedecoreerd met knekels en voorwerpen die van knekels zijn gemaakt. Meer dan 40.000 skeletten gebruikte hij om kruisen, kandelaars, monstransen, piramides en een altaar te maken. Ook maakte hij van knekels een kopie van het wapenschild van de familie Schwarzenberg. En tenslotte signeerde hij zijn werk - uiteraard ook met een handtekening van botten.

 

Verschenen in De Begraafplaats, nr 6, december 2010.

Kutná-Hora
PDF – 170,8 KB